Een les uit de zorg
"Ik hoop dat ik nog lang gezond mag blijven, zodat ik mijn eigen ding mag blijven doen. Ik hoop dat ik lekker zal slapen. Tot nu toe is dat goed gegaan." Honderden rimpeltjes bewogen mee met het ritme van haar lippen. Het was haar manier van bidden.
Ik liep haar kamer uit en slikte mijn keel. Het raakte me. Ze was al lang niet meer gezond. Ze kon al lang niet meer zelf bepalen wat, wanneer en hoe alles verliep. Op mijn tenen liep ik de woonkamer in. De kamer stond vol met antieke meubelstukken. Donkerbruin hout met bloemetjes stoffen. Tientallen fotolijstjes sierde de kamer. Herinneringen. Momenten. Verhalen. Verleden.
Ik had al bij zoveel ouderen een kijkje mogen nemen in hun leven. Er zaten veel helden tussen; mariniers, politieagenten en zorgmedewerkers. Anderen waren rijk; ze waren kinderen van beroemdheden of hadden het ver geschopt in de zakenwereld. Sommigen waren arm, hadden elk dubbeltje moeten omdraaien en moeten vechten voor kleding voor de kinderen. Nu was er geen onderscheid meer.
Al dat geluk, al de schoonheden, alle heldendaden, alle rijkdommen. De ouderen hadden er niets meer aan. Nu waren ze afhankelijk van mij en mijn collega's. Ik moest hen helpen bij de toiletgang, bij het wassen, bij het aankleden, bij het eten en zelfs bij het denken. Met alle liefde probeerde ik de momenten mooier te maken, aandacht te geven en herinneringen naar boven te halen, maar het leek soms zo doelloos.
Met mijn vingers tilde ik één van de fotolijstjes op. Het lijstje voelde koud aan. De vrouw op de foto zag er mooi uit. Ze stond op schaatsen, hand in hand met haar verloofde. Stralend keek ze de camera in. Het waren herinneringen. Momenten. Verhalen. Verleden.
Ik had bij zoveel ouderen een kijkje mogen nemen in hun leven, er deel van uit mogen maken, hen mogen dienen. Vaak ook tot in de dood. De dood die hardhandig een eind maakt aan de herinneringen, aan de momenten, aan de verhalen en aan het verleden. Overlijden had ik al tientallen keren meegemaakt. "Het went wel." werd vaak gezegd. Voor mij wende het niet. Nooit. Ik wilde dat ook niet. Ik wilde gevoel blijven hebben. Ik wilde verdriet blijven ervaren. Want de dood ís verschrikkelijk. Het hoort niet bij het leven. Er gaan geen cliënten dood, maar mensen. En de mens is er niet voor gemaakt.
"De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, als een bloem op het veld, zo bloeit hij. (..) Maar de goedertierenheid van de HEERE is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen." (Psalm 103:15,17)
Ik ga misschien binnenkort stoppen in de ouderenzorg, maar ik heb er een les geleerd die ik nooit zal vergeten. Ik heb geleerd waar het leven om draait. Niet om rijkdom, om geluk, om schoonheid of beroemdheid. Ons leven draait niet om die van ons, maar om iets buiten dit leven - en om die van anderen. Net zoals Jezus ons doel omschrijft; God lief hebben boven alles (omdat Hij ons eerst lief had) en anderen als onszelf.
Voorzichtig zette ik het fotolijstje weer terug op zijn plaats en keek naar buiten. Ik had het uitzicht over de stad, waar het bruiste van leven. Van levende wezens. Hartstochtelijk op zoek naar roem, geld en geluk. Het waren mensen, levende mensen met levende harten, op zoek naar ware liefde en een echte reden voor het bestaan.
Ik zag botsingen, ruzies. Ik zag schreeuwende monden, huilende ogen, gebroken harten. Ik zag mensen vurig vechten voor 'hun waarheid'. Naast hen vielen anderen uitgeput neer. De strijdbijl neergegooid. Mensen streden voor elkaar, naast elkaar, maar vooral tegen elkaar. Men was er van overtuigd van mening te verschillen - maar de verlangens waren hetzelfde. Vrede, vrijheid, onsterfelijkheid en een zinvol bestaan.