Lieve zus,
Hoe ik Gods kind werd
Lieve zus,
Ik (Berdine) vond geloven maar ingewikkeld. Religie zorgde in mijn ogen voor gedoe, gebondenheid en een vervelend leven. Dat zag ik ook veel om mij heen. Vrome praatjes, vaak ook vrome levens en vooral veel onzekerheid. Je moest maar hopen en bidden dat je ooit gered kon worden. En als je het wist - moest je er nog steeds aan twijfelen.
Het was in mijn ogen bijna een sport; wens voor die zekerheid, maar je moet die zekerheid niet helemaal hebben. Twijfel is een goed teken.
Ik begreep dat ik moest streven naar een zo groot mogelijk zondebesef, maar er niet echt mee naar Jezus kon gaan.
Geloof dat Gods genade groot is, maar geloof het niet voor jezelf.
De vergeving van zonden is prachtig, maar denk vooral aan de droefheid van je zonden.
God zegt wel dat je je moet bekeren en moet geloven, maar dat kan je niet, dus die opdracht moet je negeren. Het kan allemaal zo maar niet.
Misschien klinkt het je bekend in de oren. Misschien klinkt het heftig. Misschien vind je het naar hoe ik dit zo beschrijf.
Maar dit is hoe het werd verteld. Dit is hoe ik het mij herinner. Dit is waar de boodschap in de kerk steeds op neerkwam. Dit is wat mijn ouders mij vroeger vertelden.
Op zoek naar God - als kind
Al op de basisschool was ik veel met het geloof bezig. Ik wilde graag gered zijn. Mijn meester vertelde dat hij dit ook was. Toen hij met mij in gesprek ging, vertelde hij dat ik maar veel moest bidden. Al was het dertig jaar lang. Misschien dat het ook ooit voor mij zo mocht zijn.
Moedeloos liep ik het lokaal uit. Dertig jaar bidden was wel heel lang. En ook een groot risico, want dertig jaar bidden was geen garantie op redding. Het was hopen op redding. Hopen met stiekem de gedachte dat al dat bidden er wel voor kon zorgen dat je een streepje voor zou hebben bij God. Net zoals je heftige zondebesef ervoor kon zorgen dat je een streepje voor zou hebben - het liefst zondebesef met tranen. En de besprenkeling, die gaf je ook een streepje voor.
Niet dat je veel aan die streepjes had, want eigenlijk kon je nooit weten of je gered zou worden. Het was leven in machteloosheid. Het was leven in bewondering voor Luther, die op zijn knieën de kloostertrappen beklom. Die wist tenminste hoe het werkte.
"Bid er maar veel voor."
Op zoek naar God - als tiener
Als tiener besloot ik dat ik zeker moest weten wat de waarheid was, anders zou ik met heel het geloof breken. Ik wilde ergens honderd procent voor gaan. Ik wilde mij honderd procent toewijden aan God, of God volledig vaarwel zeggen en honderd procent gaan genieten van het leven. Alles er uit halen wat er in zit. Alles doen wat God verboden had.
En daarom deed ik onderzoek. Ik luisterde naar debatten, las artikelen en schreef. Ik begon bij de basis. Zou God bestaan? Hoe is de aarde gemaakt? Geloofde ik in de evolutie?
Na een tijdje kwam ik tot de conclusie dat ik meer geloof nodig had voor de oerknal, dan voor het bestaan van een God. Er moet een God bestaan.
Over de verschillende religies dacht ik niet heel lang na. Ik had inmiddels wel gezien dat de God van de Bijbel leefde. Om mij heen gebeurden er wonderen. Mijn ouders kwamen tot geloof. Ze beleden gered te zijn door het bloed van Jezus. Ze lieten zich dopen en vertelden ons het ware evangelie.
Ik zag verandering in ons gezin. Ik leerde mensen kennen die zo mooi getuigen van de liefde van Jezus, dat ik er jaloers van werd.
Om mij heen leerden mensen Jezus kennen, maar ik kende Hem nog niet.
Mijn ouders vertelden mij dat het evangelie veel rijker was dan ze dachten.
Ze lieten lezingen zien waarin sprekers uitlegden wat het offer van Jezus nu echt betekende.
En het raakte mij. Ik wilde Jezus ook zo graag leren kennen.
Maar ik begreep nog steeds niet hoe.
Bekeerd, of toch niet?
Ik hoorde dat ik mijn leven aan Jezus moest overgeven. Ik hoorde dat ik Jezus' offer moest aannemen. Maar ik wist niet hoe. Na een zondagse dienst ging ik in het toilet op mijn knieën. Ik vertelde God dat ik niet meer voor mezelf wilde leven, maar voor Hem alleen. Ik vertelde God dat ik geloofde dat Hij mijn zonden had gedragen en dat ik geloofde dat ik door Zijn bloed en genade vergeven was.
Maar ik merkte geen verandering. Ergens had ik verwacht dat het als een soort toverspreuk zou werken. Dat ik me daarna een volledig ander mens zou voelen. Volledig vrij, blij en in de gloria. In de weken die volgden had ik helemaal geen zin om de Bijbel te lezen. Ik was niet opeens vriendelijker, geduldiger of een beter mens. Ik had niet opeens de moed om anderen over God te vertellen. En ik had er ook niet meer spijt van al mijn zonden.
Ik wist wel dat ik zondig was en dat ik zonder Gods genade verloren zou gaan, maar ik had niet het gevoel dat ik dat goed genoeg besefte. Want je moet dat héél goed beseffen, had ik geleerd.
Dus ik twijfelde. Ik kon geen kind van God zijn. Er moest iets gebeuren. Het kon zomaar niet. Ik zou wel eerst iets bijzonders mee moeten maken. Ik moest m'n zonden toch beter voelen?
Ik had vaak gehoord dat 'God zomaar aannemen' gevaarlijk was. Dat gebeurde in veel kerken, en al deze mensen zouden 'met een gestolen Jezus naar de hel gaan'. Dus ook ik moest daarvoor oppassen, dacht ik.
Ik bad ervoor en ik probeerde te huilen over mijn zonden. Maar er kwam niets. Het leven sukkelde door en ik had geen idee of ik nu een kind van God was of niet. Ook wist ik niet hoe ik ooit Gods kind kon worden.
Tot ik langzaam steeds meer ging zien dat ik in leugens had geloofd.
Hoe word ik gered?
De Bijbel leert mij alleen over genade, maar ik geloofde in een genade 'plus' versie. Dat er meer nodig was dan genade.
Ik geloofde in genade + bewijs.
Ik dacht bewijs nodig te hebben dat ik gered zou zijn - voordat ik gered kon zijn. Ik kan het toch niet zomaar zeker weten? Ik moest minimaal opeens volmaakt zijn of zin hebben om de Bijbel te lezen.
Ik geloofde in genade + ervaring.
Ik wachtte tot ik echt iets bijzonders had meegemaakt voordat ik durfde te zeggen dat ik een kind van God was. Ik wilde een 'Paulusbekering' en vergat dat de meeste Bijbelse bekeringen gewoon gingen om vertrouwen, gehoorzaamheid en een keuze maken.
Ik geloofde in genade + gevoel.
Ik had het bloed van Jezus al wel eens aanvaard in mijn leven. Maar daarna voelde ik niks. Dus is het dan wel écht?
Ik geloofde in genade, maar dan voor later.
Nu nog niet. Eerst nog even genieten van het leven (in zonden). Misschien daarna. Want het leven met God leek mij wel een beetje saai.
Ik geloofde in genade, maar dan voor de ander.
"Is het ook voor mij?"
Al met al kwam het op het volgende neer: Ik 'geloofde in genade', maar wist het beter dan Jezus.
"Dat zomaar toe-eigenen kan je beter maar niet doen. Dan loop je het risico dat het niet echt is. De mens is immers slecht van zichzelf, dus zelf kan je niks. Het beste is om bij de pakken neer te zitten en te bidden dat je ooit bekeerd wordt. "
Nee. God zegt iets heel anders:
"Mijn genade is voor jou genoeg." (2 Kor 12:9)
Zijn genade. Voor mij. Genoeg.
Ik hoefde niets te voelen. Niets te aanvaarden. Niets mee te maken. Geen stem te horen. Geen goede daden te doen. Ik hoefde niet te wachten tot later, ik hoefde niet te denken dat het alleen voor anderen was. Ik had geen bewijs, ervaring of gevoel nodig om gered te worden. Ik hoef niets - behalve te geloven, te vertrouwen, dat Gods genade genoeg is om mij te redden.
Zijn genade is ook het énige wat jou en mij kan redden. Dus waarom probeerde ik nog te leunen op mijn daden, ervaringen en twijfels?
"Maar Hij heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen." 2 Kor 12:9
"En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel genade op genade." Joh 1:16
De leugenbril
Rond mijn vijftiende (zeven jaar geleden) ging ik naar een conferentie waarin de spreker bij het jongerenwerk uitlegde dat de satan een soort opticien was. Hij deelt brillen uit: onzichtbare brillen. Je kunt ze niet zien. De satan heeft verschillende soorten brillen die hij uitdeelt. In één van deze brillen die benoemd werden tijdens de lezing herkende ik mij heel erg. De brillen die hij noemde:
De vage, troebele bril: je ziet alles heel vaag.
Hierdoor zie je de heerlijkheid van Jezus niet (2 Kor 4:4.). Het dringt niet tot je door. Soms raakt iets je, maar je vergeet dit weer snel. Je snapt niet hoe anderen er zo enthousiast over kunnen zijn.De roze bril: je ziet alles rooskleurig en positief.
"Jij? Jij bent zo slecht nog niet. Met jou komt het wel goed. Later zul je je hart wel aan God geven. Je loopt niet op de brede weg, maar op een middenweg. Je hoort niet bij God, maar het komt wel goed."De sombere bril: je ziet alles heel somber, donker en negatief in.
Alles wat met God te maken heeft, is saai en vervelend. Als je je leven aan God geeft raak je al je plezier kwijt. Je mag niks meer.De theologische bril: je ziet alles verdraait.
De leugens van Satan verdraaien Gods woord. Als God jou de opdracht geeft dat je je moet bekeren of afkeren, denk jij 'maar dat kan ik toch niet zelf? Dat moet God toch doen?' Of 'ik moet toch uitverkoren zijn?' Als de Bijbel zegt dat Jezus kwam voor eenieder die verloren is, zeg jij: 'maar niet voor mij, ik ben te slecht'. Je ontkracht de Bijbelteksten met mooie theologische woorden. Je verschuilt achter mooi klinkende leugens en zet Gods waarheid niet op nummer één.De bril met oogkleppen: je wilt het niet zien.
Je ziet alleen waar je naartoe kijkt en kijkt langs de waarheid. Je hebt de oogkleppen 'onwil' en 'ongehoorzaam zijn' op. Je handelt tegen beter weten in. Je houdt bepaalde zonden vast en wilt deze niet opgeven.
Even pauze: een opdracht voor jou - als jij nog geen geloofszekerheid hebt: in welke bril herken jij je het meeste?
Ik leerde dat ik een theologische bril op had. Ik leerde dat ik geloofde in de leugens van de satan (Joh 8:44). Het laatste wat de satan wil is dat God aanbeden wordt (door mij en door jou).
Ik leerde dat mijn bril muurvast zat. Dat mijn bril vergroeid zat in mijn leven. Ook al had ik de waarheid meerdere keren in mijn leven gezien, de bril zat daarna weer snel op. Ook al had ik meerdere keren beleden te vertrouwen op Gods genade, ik twijfelde daarna snel weer - want mijn bril zat weer op. Ik kreeg de bril zelf niet af.
Wordt ziende
De spreker ging verder door te vertellen dat er maar één is die mij echt vrij kan maken. De Zoon kan me werkelijk vrijmaken (Joh 8:36). God wachtte op mij, tot ik ging erkennen dat ik die bril niet zelf kon afzetten. Dat ik ging zeggen: "God, ik heb U nodig."
Jezus is de echte eye-opener. Hij geeft niet alleen een nieuwe bril, maar ook nieuwe ogen.
We lazen Markus 10:47-52
"En zij kwamen in Jericho. En toen Hij en Zijn discipelen en een grote menigte Jericho uitgingen, zat de zoon van Timeüs, Bartimeüs, de blinde, aan de weg te bedelen.
En toen hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij te roepen en te zeggen:
Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij!
En velen bestraften hem opdat hij zwijgen zou; maar hij riep des te meer: Zoon van David, ontferm U over mij!
En Jezus stond stil en zei dat men hem roepen moest. Toen riepen ze de blinde en zeiden tegen hem: Heb goede moed, sta op, Hij roept u. En hij wierp zijn bovenkleed af, stond op en kwam bij Jezus.
En Jezus antwoordde hem en zei: Wat wilt u dat Ik voor u doen zal?
En de blinde zei tegen Hem: Rabboni, dat ik ziende mag worden.
En Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden.
En meteen werd hij ziende en volgde Jezus op de weg."
Jezus stond stil bij Bartimeüs. Zo stond Hij ook stil aan mijn stoel. Zo staat hij ook stil aan jouw stoel als jij hem roept. En toen vroeg Hij: "Wat wil je dat Ik voor je doe?"
Mijn antwoord was hetzelfde als die van Bartimeüs: "Rabboni, dat ik ziende mag worden." Ik bad dat die stomme bril afgezet zou worden. Dat ik niet steeds zou geloven in de leugens, maar in Zijn waarheid.
En Jezus zei tegen Bartimeüs en tegen mij: "Ga heen, uw geloof heeft u behouden."
En meteen werd ik ziende en ik volgde Jezus op Zijn weg.
Die dag begon mijn reis en vanaf die dag heb ik niets anders gewild dan Jezus volgen.
Mijn bekeringsmoment
Op het moment zelf had ik niet het idee 'dat ik tot bekering kwam'. Het was geen 'Paulus bekering'. Ik had wel tranen, maar geen tinteling. Ik voelde me de volgende dag geen ander mens. Ik was eigenlijk ook helemaal niet bezig met de vraag of ik nu een kind van God was.
Ik was bezig met de blijde boodschap: dat Jezus mij ziende wilde maken en dat ik Hem nu mocht volgen! Ik was dankbaar dat Gods genade zó groot was.
Ook in de maanden die volgden, had ik niet per se het idee dat dit 'mijn bekeringsmoment' was. Het was voor mij meer een 'bekeringsproces'. Ik geloof dat dat bij heel veel kerkmensen zo gaat. En ondanks dat mijn getuigenis 'menselijk gesproken' niet heel bijzonder is, maakt het mijn redding niet minder bijzonder.
Ik ben gered! Dat is toch het grootste wonder hier op aarde? Al mijn zonden zijn vergeven. Ik ben een koninklijk kind, door de Vader bemind. En ik mag straks wonen in 't Koninklijk paleis.
De doop
Om eerlijk te zijn had ik de maanden die volgde nog regelmatig veel strijd, maar er kwam een moment dat al die twijfels voorgoed voorbij waren. Dat was na mijn doop.
Nadat ik (symbolisch) met Christus begraven was en weer opgestaan ben (Rom 6:3,4).
God stelde de doop in als symbool en herinnering. Het is een getuigenis tegen de mensen en de engelen dat ik geloof gered te zijn.
Zoals Tim mij de ring omdeed op onze trouwdag - als symbool en herinnering van ons verbond en onze liefde - zo was mijn doop het symbool en herinnering van mijn dood en opstanding in het nieuwe leven met Jezus.
Als ik ooit zou vergeten dat ik getrouwd ben (wat mij stug lijkt, ) kan ik naar mijn ringvinger kijken. Zo wees ik de satan ook steeds op mijn doop, als hij mij aan het twijfelen bracht.
"Daar in het water, daar ligt mijn oude leven. Ik ben met Christus opgestaan. Het oude is voorbij (2 Kor 5:17). Mijn zonden zijn afgewassen (Hand 22:16)."
Dus mijn tip voor jou lieve zus: onderzoek de Bijbelse opdracht en manier van dopen (baptizo, onderdompeling). Ik geloof echt dat dat voor heel veel zekerheid en vrede kan zorgen.
Genade en geloof
Het is niet mijn geloof, mijn vertrouwen, of 'mijn aanname' wat mij redde. Het was Jezus die mij redde. Maar mijn geloof, vertrouwen en 'aanname' was wel een middel.
Heb jij je leven al aan God overgegeven? Heb jij Zijn woorden al serieus genomen? Of denk je het nog beter te weten dan Jezus, net zoals ik dacht?
Ga Gods uitnodiging niet steeds voorbij. Negeer Zijn opdracht niet. Probeer het niet beter te weten dan Hij. Maar doe wat Hij zegt. Geloof in Zijn woorden. Vertrouw op Hem. Zet Zijn Woord op nummer één.
Hoe word ik een kind van God?
Herinner jij je die gymlessen nog van vroeger? En die oefening dat je jezelf achterover moest laten vallen in de armen van een klasgenoot? Ik vond dat altijd maar moeilijk. Ik liet me vallen, maar zette uiteindelijk een stap. Ik probeerde mezelf te redden.
Gered worden door Jezus kan door jezelf achterover te laten vallen in Zijn armen. En als jij je laat vallen, ben jij niet degene die jou redt, maar dan is het Jezus.
Maar je moet je dus wel laten vallen.
Erken dat je jezelf niet kan redden en dat alleen Jezus dat kan. Geloof dat Hij dit ook wil doen en laat je vallen in Zijn armen. Geloof dat Hij je opvangt. Geloof dat Zijn armen sterk genoeg zijn om jou te dragen. Geloof dat Zijn armen wijd genoeg zijn om jou te verwelkomen en lief te hebben. Geloof dat Zijn handen doorstoken zijn, en dat Hij jouw zonden heeft gedragen.
En als je dat geloof, die afhankelijkheid en vertrouwen hebt, dan ben je gered. Dat zegt God zelf. Niet omdat je geloof zo geweldig was. Niet omdat je val naar achter zo prachtig was. Maar omdat je wordt opgevangen. Omdat de armen van Jezus zo wijd en zo sterk zijn. Jij bent niet aan het kruis gegaan - jij gelooft er in. Jij hebt niet voor je zonden betaald - je laat het Jezus doen.
Geloof is dus niet datgene wat je redt. Degene in wie je gelooft, redt jou. Geloof is wel een essentieel middel.
Bijbelse onderbouwing
Ik kan me voorstellen dat je graag een Bijbelse onderbouwing en toevoeging zou willen zien van alles wat ik geschreven heb. Een tijd terug schreef ik deze blog die hier perfect op aansluit. Herken jij mijn strijd en struggles? Dan is deze blog écht een aanrader. Ik ga op elke veel voorkomende vraag rond dit onderwerp in.
Verder heb ik een overzicht met verschillende Bijbelteksten gemaakt:
Feit 1: God wil dat de hele wereld gered wordt. Ook jij.
"(..) God, onze Zaligmaker, Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen. Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen. Dit is het getuigenis op de door God bestemde tijd." - 1 Tim 2:4-6
"Zeg tegen hen: Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft! Bekeer u, bekeer u van uw slechte wegen, want waarom zou u sterven, huis van Israël?" - Ez 33:11
"Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.
Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God." Joh 3:16-18
"De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen." 2 Petr 3:9
Feit 2: Jezus stierf voor de zonde van de hele wereld. Hij heeft alle zonden betaald. Ook die van jou.
"En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld." 1 Joh 2:2
"Hij (Jezus) heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen." 1 Thim 2:6
"De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en hij zei: Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!" - Joh 1:29.
"God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd." 2 Kor 5:18
Feit 4: Wij moeten dit offer van Jezus aanvaarden, in Hem geloven en Hem belijden.
Bovenstaande tekst wordt vervolgd. Volgens deze passage is God met de wereld verzoend, maar moeten wij ons nog met God verzoenen:
"Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen.
Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem." 2 Kor 5:19-21
"en hij bracht hen naar buiten en zei: Heren, wat moet ik doen om zalig te worden?
En zij zeiden: Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten." - Hand 16: 30,31
"Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid. Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.." - Hand 10:9-11
Wat is geloven? Geloven is iets zeker weten, ook al zie het (nog) niet.
"Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet." - Hebr 11:1
Feit 5: Alle credits van jouw redding gaan naar God.
"Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus, opdat Hij in de komende eeuwen de allesovertreffende rijkdom van Zijn genade zou bewijzen, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen." Ef 2:4-9
Ik hoop en bid dat dit je mag bemoedigen en hoop mag geven.
Veel liefs,
Berdine